Bijgewerkt: 1 december 2024

79ste Indiëherdenking
Broersepark - 2024

Foto's -> Gebeurtenissen -> Herdenkingen

79ste IndiëherdenkingBroersepark
(Foto Gemeente Amstelveen - 2024)

De stemmige muziek wordt gespeeld door Marinierskapel der Koninklijke Marine
onder leiding van Eerste Luitenant der Marinierskapel H. de Wilde

Bron: Gemeente Amstelveen/Amstelveenweb - 15-08-2024

Het Japanse Keizerrijk bezette Nederlands-Indië (nu Indonesië) tijdens de Tweede Wereldoorlog van maart 1942 tot na het einde van de oorlog in september 1945. In mei 1940 bezette Duitsland Nederland en werd de staat van beleg afgekondigd in Nederlands-Indië. Na het mislukken van de onderhandelingen tussen de Nederlandse autoriteiten en de Japanners werden de Japanse bezittingen in de archipel bevroren. De Nederlanders verklaarden de oorlog aan Japan na de aanval op Pearl Harbor op 7 december 1941. De Japanse invasie van Nederlands-Indië begon op 10 januari 1942 en het Keizerlijke Japanse Leger veroverde de hele kolonie in minder dan drie maanden. De Nederlanders gaven zich op 8 maart over 1942.

Aanvankelijk verwelkomden de meeste Indonesiërs de Japanners als bevrijders van hun Nederlandse koloniale meesters. Het sentiment veranderde echter, toen tussen de 4 en 10 miljoen Indonesiërs werden gerekruteerd als dwangarbeiders (romusha) voor economische ontwikkelings- en verdedigingsprojecten op Java. Tussen de 200.000 en 500.000 werden weggestuurd van Java naar de buitenste eilanden, en zelfs naar Birma en Siam. Van degenen die van Java werden weggehaald, overleefden niet meer dan 70.000 de oorlog. Vier miljoen mensen stierven in Nederlands-Indië als gevolg van hongersnood en dwangarbeid tijdens de Japanse bezetting, waaronder 30.000 doden onder Europese burgergeïnterneerden.

In 1944-1945 omzeilden geallieerde troepen Nederlands-Indië grotendeels en vochten ze zich niet een weg naar de meest bevolkte delen zoals Java en Sumatra. Als zodanig was het grootste deel van Nederlands-Indië nog steeds bezet ten tijde van de Japanse overgave in augustus 1945. De capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 beëindigde de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië. Aan de vooravond daarvan worden elk jaar alle gevallenen en slachtoffers van die oorlog en haar nasleep herdacht. Ook worden daarbij betrokken de duizenden militairen die door de Nederlandse regering naar Indië  waren gezonden  en hen die  voor de Nederlandse zaak en voor het welzijn van de Nederlands-Indische gemeenschap hun leven hebben gegeven.

De 79ste Indiëherdenking in het Broersepark
Veel aanwezigen waren bij de jaarlijkse Indiëherdenking in het Broersepark in Amstelveen op woensdagavond 14 augustus 2024. Het was een mooie ingetogen bijeenkomst met muziek en toespraken van Herbert Raat (VVD) wethouder en locoburgemeester en Clemens Bouwens voorzitter van de Stichting Herdenking Gevallenen en Slachtoffers in Nederlands-Indië, Amstelveen.

    Programma van de herdenking
  • Intreden Bondsbanierwacht van de Bond van Wapenbroeders
  • Welkomstwoord van de heer J. C. E. M. Bouwens, voorzitter Stichting Herdenking Gevallenen en Slachtoffers in Nederlands-Indië
  • Toespraak door de heer H. Raat, locoburgemeester gemeente Amstelveen
  • Toespraak door Kapt. Marns. b.d. K.J. Orsel, algemeen voorzitter Bondsbestuur van de Bond van Wapenbroeders
  • Indië-lezing van mevrouw W. Schuitemaker - Spuyman tijd als buitenkampkind in Batavia voorgedragen door haar kleindochter
  • Indische Onze Vader door Salóme Pieris, begeleid door haar vader Humphrey Pieris
  • In stilte en staand, voorafgegaan door het signaal taptoe, gedenken gedurende twee minuten de Gevallenen en Slachtoffers uit deze periode. Aansluitend wordt, begeleid door de kapel, het 1e en 6e couplet van het Wilhelmus gezongen
  • Uittreden Bondsbanierwacht
  • Kranslegging
  • Defilé langs het Indië-Monument

Amstelveen
(Amstelveenweb.com - 2024)

Toespraak dhr. J.C.E.M. Bouwens
Geachte dames en heren, lieve mensen,
Van harte heet ik u allen welkom bij de jaarlijkse herdenking in het Broersepark waar wij samenkomen rondom het Indië Monument. Een speciaal woord van welkom aan u die de oorlog heeft meegemaakt, aan de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van de oorlogsslachtoffers, aan de toegewijde vertegenwoordigers van Indische organisaties, alle bestuurders uit de regio, en de afvaardiging namens het Ministerie van Defensie, Luitenant-Kolonel Van der Schuit, als vertegenwoordiger van de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht en Kolonel Wilming, Regionaal Militair Commandant West-Midden - 11 Luchtmobiele Brigade. Uw aanwezigheid is voor ons heel eervol; de ondersteuning bij deze herdenking door de leden van de NATRES onder leiding van Korporaal der eerste klasse Marty van den Heuvel is onmisbaar.

Wij komen hier samen om te herdenken. Het helpt ons betekenis te geven aan het verleden. Vanavond herdenken wij de Gevallenen en Slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in het algemeen en van die in Nederlands-Indië in het bijzonder. Wij gedenken hier vooral de mensen die zijn overleden tijdens de Japanse bezetting en de roerige periode na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945, morgen 79 jaar geleden.

Wij staan stil bij het lijden van de Nederlands-Indische gemeenschap, bij alle Nederlandse, Indo-Europese, Indonesische, Chinese en Molukse burgers, wij denken aan de Papoea’s, de romoesja’s en de troostmeisjes. Wij denken aan alle geïnterneerden en ook aan de buitenkampers. Wij gedenken allen die ginds slachtoffer werden van honger en geweld, uitbuiting en onderdrukking, en wij zijn twee minuten stil voor alle burgers en militairen die het leven lieten tijdens deze verschrikkelijke periode uit onze geschiedenis. Zij zijn het die ons naar hier hebben gebracht. Wij proberen levend te houden zij die in ons hart nooit zijn gestorven.
Ik hoop dat deze herdenking de slachtoffers en de nabestaanden kracht en inspiratie geeft. Uw leed wordt gezien. Samen staan wij stil bij de pijn uit het verleden die pijn die voor een aantal onder ons nog steeds voelbaar is. Hier mogen wij samen bij stilstaan. En u verdient hierbij ons respect. Tidak pernah perang lagi … deze woorden sprak Reggie Baay vorig jaar uit tijdens de Nationale Indië Herdenking in Den Haag nooit meer oorlog. Zijn vader was KNIL militair en zijn moeder was 17 toen de oorlog uitbrak. In zijn boek ‘Het kind met de Japanse ogen’ beschrijft hij de nachtmerries en woedeaanvallen van zijn vader. Zijn vader heeft 3,5 jaar in Japanse krijgsgevangenschap gezeten. De oorlog beheerste zijn leven. Eerst de Tweede Wereldoorlog, daarna ook nog eens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog. Binnen het gezin werd er na de oorlog gezwegen, maar iedereen voelde dat er een groot geheim op het gezin drukte. De pijn was te groot om het aan te kijken of om het te benoemen.

Vrijheid zit in kleine dingen. Als die vrijheid er niet is, heeft dat grote gevolgen toen en ook in de decennia daarna. Een oorlog mag dan wel stoppen, het gaat niet uit iemands  vezels als hij of zij dat heeft meegemaakt. Het wordt onbewust doorgegeven. Generaties later dragen nog de last, de pijn en het verdriet van de onderdrukking. Dat bleek ons ook de afgelopen dagen. Wij hebben Wiesje Schuitemaker-Spuyman gevraagd om vanavond de Indië lezing te houden. Zij heeft haar jeugd doorgemaakt in Batavia als buitenkampkind. Helaas heeft zij twee dagen geleden toch moeten afzeggen vanwege haar gezondheid. Naast het fysieke ongemak van haar tijdelijke ziekzijn voelt zij zich ook enorm bezwaard om hier vanavond niet te zijn. In mijn ogen is de oorlog nog steeds onderhuids bij haar aanwezig en hebben alle inspanningen om terug te gaan in haar geheugen naar haar verleden haar nu tijdelijk geveld. Vanaf hier wens ik haar beterschap. De bloemen hier voor mij zullen haar later worden aangereikt.

Wij zijn dankbaar dat haar zoon Ronald Schuitemaker en haar twee kleindochters vanavond hier alsnog zijn en dat haar kleindochter Jacqueline Schuitemaker de door haar oma zo zorgvuldig samengestelde tekst hier straks zal voordragen en daarmee haar oma zal eren. Veel sterkte daarbij! Van harte wens ik u allen een mooie en vooral ook troostrijke herdenking.

Foto Amstelveen
(Foto Gemeente Amstelveen - 2024)

Herbert Raat locoburgemeester van Amstelveen legt een krans bij het monument

Toespraak Herbert Raat, Locoburgemeester Gemeente Amstelveen
“Vergeet de oorlog”, zei Ommie tegen de toen 9-jarige Adriaan van Dis, “daar krijg je galbulten van.” Ommie, de oma van Adriaan, is de hoofdpersoon in zijn nieuwste roman. Naar zachtheid en een warm omhelzen. Van Dis werd in 1946 geboren in een pension voor repatrianten uit Nederlands-Indië. Zijn moeder had met zijn drie halfzussen in de vrouwenkampen gezeten. Hun vader was op Java door de Japanners onthoofd. Adriaan’s vader kwam als militair zwaar getraumatiseerd uit de oorlog. Dat was de reden dat hij een zomer ging logeren bij zijn grootvader en Ommie. Hij moest even ‘weg van het pension in de duinen waar zijn vader ziek was en alles kapot viel’. Bij Ommie leerde Adriaan over de oorlog van zijn Nederlandse familie. Elke familie heeft zijn eigen geschiedenis, maar het verhaal van de familie van Adriaan is ongetwijfeld herkenbaar voor velen met wortels in voormalig Nederlands-Indië

Dames en heren, collega-bestuurders uit de regio, vertegenwoordigers van Defensie, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, andere aanwezigen, fijn dat wij hier in ons prachtige Broersepark bij elkaar zijn om het einde van de Tweede Wereldoorlog in voormalig Nederlands-Indië te herdenken. Morgen, 15 augustus, is het precies 79 jaar geleden dat Japan capituleerde. Terwijl Nederland op 5 mei uitbundig feest vierde, hoorden mensen in de Japanse interneringskampen soms pas dagen later dat de oorlog voorbij was. Een oorlog waar naar schatting bijna 4 miljoen mensen stierven door honger, ontbering, ziekte en geweld. Bovendien begon direct na de Japanse capitulatie een bloedige onafhankelijkheidsstrijd.

In de periode van ‘45 tot ver in de jaren 50 verlieten honderdduizenden mensen hun land, waar zij niet langer welkom waren, om vervolgens in Nederland uit het niets een nieuw bestaan op te bouwen. Dat nieuwe land was vaak kil en bezig zichzelf weer op de rit te krijgen. Over de oorlog kon je het maar beter niet hebben. In veel families “werd er niet over gesproken, maar zat de oorlog altijd aan tafel.” Juist in wat er niet werd gezegd: flink zijn, niet klagen. Zonder woorden stond alles in de schaduw van het oorlogsleed.

Het verhaal van de Amstelveense Nora Valk is ook herkenbaar. Als tienermeisje zat zij met haar moeder in een interneringskamp in Ambarawa. Haar moeder overleed drie maanden voor de bevrijding. Na de oorlog vond haar vader haar terug in een vluchtelingenkamp in Singapore. Nora’s verhaal is opgeschreven door Syl van Duyn in het boek Op zoek naar jou en uitgedeeld onder leerlingen van Amstelveense basisscholen. Het is een verhaal over opgroeien in oorlog en op de brokstukken van verlies en rouw weer een nieuw leven opbouwen. Een actueel thema, want op dit moment leven miljoenen mensen - en kinderen - in een oorlogssituatie.

Vandaag en morgen bij de landelijke herdenking in Den Haag herdenken we álle slachtoffers van de oorlog tegen Japan en de Japanse bezetting van Nederlands-Indië, en de onafhankelijkheidsstrijd die daarop volgde. We denken ook aan de overlevenden: de laatste generatie die de oorlog nog meemaakte, en hun kinderen en kleinkinderen die de oorlogservaringen en de daaropvolgende ontheemding moesten meedragen. En we staan stil bij het feit dat wij in Nederland sinds deze oorlog in vrijheid en vrede leven. De wereld van nu laat zien dat dat absoluut niet vanzelfsprekend is. Door te herdenken en stil te staan bij wat oorlog met mensen doet en beseffen we de waarde van onze vrijheid.

Foto Amstelveen
(Foto Amstelveenweb.com - 2024)

Toespraak Kapitein der Mariniers b.d. K.J. Orsel, Algemeen Voorzitter Bondsbestuur van de Bond van Wapenbroeders
De vlammen uit de oost zijn nooit gedoofd
Je bleef de sarong steeds volhardend dragen
Je lachte wanneer ik weer op kwam dagen
Als jij je culinair had uitgesloofd

De onvolprezen geur van Indisch eten
Je huis een pasar malam in het klein
we dronken kelken toeak na ’t festijn
ik zal je ajam roejak niet vergeten
je hebt je leven hier met trots volbracht
nu heeft de koude klei bezit genomen
van heimwee naar de gordel van smaragd

maar uit je kille graf hoor ik nog zacht
wat vage klanken van de krontjong komen
dan voel ik ademloos de stille kracht.

Dit gedicht is door Daan de Ligt geschreven de titel ‘Tempo doeloe’ uitgegeven. Tempo doeloe ‘de tijd van vroeger’ of ‘de oude dag’. Burgemeester, de heer Bouwens hartelijk dank voor de uitnodiging. De bond van Wapenbroeders wordt door U jaarlijks betrokken bij deze herdenking. Met daarbij tevens de banierwacht en dat stellen wij op hoge prijs. Ook dank aan de afdeling Amstelland. Mijn naam is Klaas Orsel en sedert juni voorzitter van de Bond van Wapenbroeders. Ik ben oud-marinier en veteraan. Heb 34 jaar actief gediend bij het Korps Mariniers waaronder vele uitzendingen onder meer 3 maal uitgezonden naar het voormalig Nederland Nieuw -Guinea.

Geachte aanwezigen,
Vandaag staan wij stil bij dit monument ter nagedachtenis aan alle gevallenen en slachtoffers van de tweede wereldoorlog en in het voormalig Nederlands-Indië. En wij gedenken ons gedeeld verleden; een verleden dat brandt en schuurt, maar ook verbindt en verenigt. Wij herdenken mensen en de menselijke waarden die zo lang, vaak zelfs letterlijk, met voeten werden getreden. Herdenken is niet alleen maar stilstaan en ondergaan. Maar ook verwerken.

Geachte aanwezigen,
Deze jaarlijkse herdenking roept weer herinneringen op aan de strijd die door meer dan 100.000 dienstplichtigen en Oorlogsvrijwilligers werd gestreden in het voormalig Nederlands-Indië. Nadat op 17 augustus 1945 Soekarno en Hatta de onafhankelijkheidsrepubliek Indonesië uitriepen, besloot Nederland te trachten haar gezag met militaire middelen te herstellen, zoals aangegeven met ruim 100.000 dienstplichtigen en OVWers, die werden ingezet. Indië was voor velen het eindstation, zoals Anton de Graaf dat beschreef in zijn boek ‘Het Eindstation’. Hij vertelde de verhalen van mannen, die werden uitgezonden zonder enige voorlichting van wat hun te wachten stond. In zijn boek geeft hij aan onder welke omstandigheden zij hun plicht deden en soms met verschrikkelijke gevolgen. Voor ruim 6.000 militairen was het inderdaad het eindstation. Zij gaven hun leven in dienst van het Koninkrijk. Veel verdriet achter latend bij de nabestaanden. Na terugkeer van hen, die het overleefden, werden zij weer opgenomen in de maatschappij die bezig was te herstellen van de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog. Er was geen erkenning of waardering, nee er was helemaal niets. Pas in de jaren 80 begon men zich in Nederland te realiseren wat er in het verleden had plaatsgevonden. De verhalen kwamen los en ook de Nederlandse regering begon zich te realiseren dat tijdens die oorlog daar iets verschrikkelijks was gebeurd in de strijd. Onderzoeken werden verricht en men kwam tot de ontdekking dat deze militairen hun plicht hadden gedaan onder moeilijke omstandigheden maar nooit enige erkenning hadden ontvangen voor hun inzet. Vanaf 1980 is er aandacht geschonken aan hun inzet en plichtsbetrachting, maar ook aan de nabestaanden met hun verdriet. De erkenning en waardering door de regering in het veteranenbeleid kwam eigenlijk voor deze groep te laat. Voor hun inzet werden er monumenten in tal van steden opgericht ter nagedachtenis. Helaas worden de thans nog levende sobats geconfronteerd met onderzoeken wat er allemaal is gebeurd tijdens deze oorlog. Beschuldigingen van oorlogsmisdaden worden nog steeds geuit. Dat grijpt diep in bij hen, die nog in leven zijn. Gelukkig heeft de voormalig minister-president Rutte duidelijk aangegeven dat deze veteranen hun plicht deden en excuus aangeboden voor de beschuldigingen. Maar toch een open wond dicht je niet zomaar.

Ook hier in Amstelveen staan wij vandaag stil bij het monument en zijn wij in gedachten bij hen en de nabestaanden. Een moment waarin wij ook na denken over de toestand in de wereld van vandaag. Want herdenken is respecteren, in te voelen en begrijpen, maar ook stilstaan bij onze menselijke waarden en bij de onaanvaardbaarheid van agressie, geweld en rechteloosheid in het voormalig Nederlands-Indië, later in andere delen van de wereld en nu zelfs in Europa.

Foto Amstelveen
(Foto Gemeente Amstelveen - 2024)

De wapenbroeders leggen hun krans bij het Indië-monument

Dames en heren,
Wij herdenken en eren de slachtoffers van toen, in het besef dat zij ons een morele opdracht meegeven om ons altijd te weer te stellen tegen gewelddadige overheersing, onderdrukking en het vertrappen van fundamentele rechten van alle mensen, hier, in Oekraïne of waar ook ter wereld. Opdat wij niet vergeten.

Toespraak mevrouw W. Schuitemaker, voorgelezen door kleindochter J. Schuitemaker
Goedenavond dames en heren,
Toen de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost-Azië uitbrak woonde ik met mijn ouders op een rubberonderneming op de Oostkust van Sumatra. Mijn vader was reservist bij de Marine Luchtvaart Dienst gelegerd in Soerabaya. Hij werd al snel opgeroepen en in alle haast moesten de hoognodige spulletjes ingepakt worden en reden we van de onderneming in een auto richting Medan. De hoofdstad van de provincie Noord-Sumatra. Hier logeerden we bij familie. De dag na aankomst vlogen er vliegtuigen over met Nederlandse kentekens. We renden naar buiten toe om ze te begroeten. Het bleken echter Japanse vliegtuigen te zijn die even later het vliegveld bombardeerden. Omdat het gevaarlijk was vanaf Belawan met de boot naar Java te varen, reden we vanuit Medan weer met geblindeerde auto naar Padang, hoofdstad van de Westkust van Sumatra, om van hieruit per boot (ook verduisterd) naar Tjilatjap, aan de Zuidkust van West-Java, te varen. Mijn vader ging vanuit Tjilatjap per trein richting Soerabaya, waar hij zich moest melden. Mijn moeder en ik gingen per trein naar Batavia waar mijn oudere zus bij onze grootouders verbleef. Na een kort bezoek aan hen gingen mijn moeder en ik terug naar Soerabaya. Ik was toen tien jaar oud, zat in de vijfde klas en moest daar dus ook elke dag naar school. Wanneer het luchtalarm afging moesten we de schuilloopgraaf in met een wadjan op ons hoofd, watten in de oren en een stuk rubber tussen onze tanden. Ik moest muisstil zijn, terwijl ik de schermutselingen van de vliegtuigen kon zien, want elk geluid of elke beweging kon ons tot een doelwit maken.

In maart 1942 gaf Nederlands-Indië zich over en marcheerden de Japanners zowat bijna langs ons huis. Mijn vader had tijdens zijn werk bij de Marine Luchtvaart Dienst door een ongeluk een dijbeenbreuk opgelopen en hij belandde in het Militaire Hospitaal Simpang. Toen de capitulatie Maart 1942 in zicht kwam moest iedereen die zich kon verplaatsen het ziekenhuis verlaten. Mijn moeder heeft hem met een Sado (een paard en wagen) opgehaald. Maar, hij moest eerst thuis revalideren voor hij verder kon reizen. Na twee maanden was hij voldoende hersteld en vertrokken we per trein naar Batavia. De reis duurde twee dagen. We probeerden zo onopvallend mogelijk te reizen. Want, je kon wel eens door de Japanners uit de trein geplukt worden. En alhoewel mijn moeder en ik een oosters uiterlijk hadden was mijn vader toch wel overduidelijk een grote Europeaan.

In Batavia woonden veel familieleden. We trokken in bij mijn grootouders van moeders kant. Daar begon mijn tijd als “Buitenkamper”. Een “Buitenkamper” was iemand die niet door de Japanners geïnterneerd was. Je werd opgesloten in een interneringskamp als je een Europese naam had. Op de vele eilanden van de archipel woonden maar weinig mensen met een Europese naam. Daar werd iedereen geïnterneerd. Zo kwam bijvoorbeeld een Indonesische vrouw die met een KNIL-soldaat getrouwd was ook in het kamp, terwijl ze geen woord Nederlands sprak. Op Java waren veel Europeanen. Maar, als je kon aantonen dat je ergens in je stamboom ook Indonesisch bloed had, zoals wij, dan mocht je buiten het kamp blijven. Zodoende werd ik een Buitenkamper. Ik zat niet gevangen, maar moest wel op mijn hoede zijn.

Wat beleefde ik als kind in oorlogstijd?
In de Japanse bezettingstijd waren de Nederlandse scholen gesloten en kreeg je geen onderwijs. Een nichtje van ons was onderwijzeres en gaf ons stiekem les in rekenen, taal en lezen. Als we les kregen waren we erg op onze hoede omdat het verboden was en iemand je zou kunnen verraden met straf tot gevolg. Zo waren we op onze hoede als we het geluid van de Toekang Bottol in de verte hoorden. Dat was de man die de lege glasflessen ophaalde en waarvan we wisten dat hij heulde met de Japanners. Haastje-repje werden dan de schoolspulletjes opgeborgen en veranderde de klas in een zangles- of spelletjesclubje. Tijdens de geheime lessen werden we in die drie vakken klaargestoomd voor het examen van de lagere school. We kregen dan een kaartje met onze cijfers erop. Vervolgonderwijs was er niet. Mijn vijf jaar oudere zus zat in de derde klas van het HBS B. De HBS was het voortgezet onderwijs en na de derde klas kon je A of B kiezen. A was talen en B waren de exacte vakken. Mijn zus zou mij kennis laten maken met de vakken Wiskunde, Algebra en Engels. Dat ging niet altijd vlekkeloos en er werd heel wat tegengesputterd.

Wat deed ik verder de dag als buitenkampkind?
Ik had mijn vaste corveetjes. Helpen bij het schoonhouden van het huis, huiswerk maken, lezen en spelen met mijn nichtjes. Daar ging ik dan op de fiets naartoe. Maar, als ik merkte dat iemand me volgde veranderde ik van richting. Ik bleef wel altijd in de vertrouwde omgeving. Ik was vrij om te gaan en te staan waar ik wilde. Maar, ik mocht niet naar de stad. Wel naar de kleine pasar in de buurt. In de schaarse grond bij het huis legde ik een tuintje aan, met tomaatjes, boontjes en natuurlijk ook bloemen. Zoals een parelbegonia of kembang poekoel empat. Deze bloem gaat pas om 4 uur ’s middags open, vandaar de naam. Japanners ontweek ik, want dan moest je buigen en als je dat niet deed werd je uitgescholden en kreeg je nog klappen op de koop toe. Het devies was vooral bij hen uit de buurt te blijven.

In de beginperiode hadden we nog wel eens een uitje
Zoals met de trein naar een oudtante in Buitenzorg. Die in een heel groot huis op palen woonde. Ik was altijd benieuwd naar wat daaronder huisde. Er waren veel dieren. Schorpioenen, klabangs, duizendpoten, kippen en de poes. Als het zand eronder droog was zag je allemaal trechtertjes. Wanneer je er dan voorzichtig met een grasspriet in roerde kreeg je een Mierenleeuwtje aan je spriet. Het Mierenleeuwtje ving mieren doordat ze, als ze eenmaal in de trechter waren beland, er niet meer uit konden. Want, de wanden brokkelden steeds af. Ik vond het een leuk spelletje. Maar, het was natuurlijk niet leuk voor het Mierenleeuwtje. Die oudtante had een ook hele grote tuin met veel vruchtbomen waar ik mijn buik heerlijk rond kon eten. Soms gingen we ook wel met een heel stel familieleden op de fiets naar een boerderij van een bekende op weg naar Pasar Mingoe. Daar hadden ze grote vijvers op het erf waar we in konden zwemmen. Door het zwemmen in deze “empangs” heb ik helaas malaria opgelopen. Gelukkig had mijn moeder een Chinese vriendin die arts was en zij kon nog aan kinine komen. Want, apotheken waren er niet. Om aan te sterken moest ik half rauwe lever eten en een tante bracht ons een busje havermout, dat ze nog had staan. Bij lichamelijke klachten werden veel Inlandse kruiden en planten gebruikt.

Foto Amstelveen
(Foto Amstelveenweb.com - 2024)

Wat het eten betreft
“Lust niet”, bestond niet! Toch zaten we nog drie keer per dag aan tafel. Als ontbijt hadden we geen brood, maar allerlei soorten pap. Pap van onder andere sago (palmmeel), rijst, cassave, oebi (zoete aardappel) of een fantasiepap. Voor de lunch hadden we dan rijst met sajoer, een stukje kip of een zout visje en misschien soms een sambalan. Het avondeten was wat je “Indisch snoep” noemt: Ketan, Wadjik, Ongol Ongol, in geraspte kokos gerolde sagoballetjes of cassave met klapper en Goela Djawa. Als ik tussendoor trek had was er soms een koekje. En anders een schuitje Sago Ambon met een stukje Goela Djawa. Als ik erbij dronk zwelde het op in mijn buik en had ik een fijn voldaan gevoel. et wijkhoofd van de wijk Menteng waar wij woonden, deelde wel eens vleesmeel uit. Met een hardloopwedstrijd in de wijk heeft onze groep weleens zo’n extra portie vleesmeel gewonnen. Thuis werden er dan croquetten en gehaktbalen van gemaakt.

Hoe kwamen we aan eten in de oorlog?
In het begin was er nog wel wat geld. Maar, omdat er geen salaris werd uitbetaald en geen pensioen, raakte dat op een gegeven moment op. Toen kwam de ruilhandel met textiel of sieraden. Mijn moeder was degene die er op de fiets op uittrok om voedsel te verzamelen voor 10 of 12 personen. Eerst naar de grote pasar. Maar, hier werd het steeds moeilijker om rijst te krijgen. Groenten, fruit, kip, cassave en oebi werd op de kleine pasar of bij verkopers langs de deur gekocht of geruild. Soms kon mijn moeder wat bijverdienen door hemdjes en sokken te breien of wat naaiwerk te verrichten. Om bij te dragen aan het huishoudgeld werden dan mijn zus en ik ook ingeschakeld. Wat ik afleverde was in het begin nog niet zo netjes. Want, gelijkmatig breien is een kunst. En mijn breiwerk ging van klein naar groot en van los naar vast. Maar, later ging het beter. Soms lag het breiwerkje een paar dagen stil en dan zat er een roestrandje in. Want, de breinaalden waren van fietsspaken gemaakt, die snel roesten. Niet mijn favoriete werkje dus. Rolzoompjes naaien in zakdoekjes ging mij beter af.

Presentjes die je kreeg of gaf waren in die tijd altijd zelfgemaakt
Zoals een spaarpot gemaakt van een klapper. Papa maakte houten lepels voor mijn keukentje en hij zaagde uit blik monogrammen. Voor mijn moeder had hij een sieradendoosje gemaakt. Van binnen bekleed en op het deksel had hij haar monogram bevestigd. Ikzelf was dolblij met een nieuwe bloes die van theedoeken was gemaakt. Voor de buurman zochten we Agaatslakken die hij prachtig beschilderde. Zo hielp je mee aan het maken van cadeautjes en verdiende je ook nog wat.

In de tijd dat de Japanners dreigden te verliezen werd het regime grimmiger
Alle jonge jongens die nog buiten het kamp zaten werden opgepakt en in de gevangenis opgesloten. Zo ook twee van mijn neven. Soms mochten we ze eten brengen en kon ik ze door een nauwe doorgang achter de tralies zien. Dat was een eng gezicht. Niet veel later werden ze naar een strafgevangenis in Glodok overgeplaatst. We konden ze toen geen eten meer brengen. Mijn vader moest naar een interneringskamp. Ik herinner mij een droevig afscheid. Ook wij als meisjes werden aan het werk gezet door de Japanners. Wij moesten het plein tussen de huizen omgraven en er een tuin aanleggen om Djarakbomen te planten. De Djarak is een kasterolieboom die noten geeft waar de olie uit geperst werd, die ze gebruikten voor de vliegtuigen. Maar het was ook een levensgevaarlijke boom. De vruchten leken namelijk op Ramboetan. Maar, als je ervan at kon je vreselijke diarree krijgen met de dood als gevolg. We moesten dus goed opletten dat er geen jonge kinderen in de tuin kwamen. Tussen de bomen plantten we oebi voor onszelf. Dit zijn slechts enkele van mijn herinneringen uit de oorlogstijd in Nederlands-Indië.

Wat heeft uiteindelijk de oorlog als buitenkampkind in Batavia met mij gedaan?
• Ik heb al vroeg mensenkennis ontwikkeld.
• Ik gooi niks weg. Want, misschien komt het nog van pas. Nadeel is dat ik zelfs nu nog moeilijk afstand van iets kan doen.
• Wees creatief. Van niets, iets maken.
• Wees tevreden met wat je hebt.

Ik ben beschermd opgevoed. Mijn moeder was een flinke vrouw. Mijn vader is gelukkig teruggekomen uit het interneringskamp, mijn broer uit het krijgsgevangenenkamp in Nagasaki, Japan. Mijn zus en ik hebben geleerd om het beste van de situatie te maken. We hebben als gezin onze tegenslagen gehad. Maar, we hadden het, zoals zovele anderen in diezelfde periode, veel slechter kunnen treffen. Daar ben ik me bewust van en tevens heel dankbaar voor.
Dank u wel voor uw aandacht.

De herdenking werd afgesloten met het gezongen Indische Onze Vader door Salóme Pieris, begeleid op gitaar door haar vader Humphrey Pieris. In stilte en staand, voorafgegaan door het Taptoe-signaal, was er gedurende twee minuten stilte voor de gevallenen en slachtoffers uit deze periode. Aansluitend speelde de Militaire Kapel het 1e en 6de couplet van het volkslied Wilhelmus gevolgd door de kranslegging.

Amstelveen
(Foto Amstelveenweb.com - 2024)


Foto Amstelveen
(Foto Gemeente Amstelveen - 2024)

Clemens Bouwens voorzitter van de Stichting Herdenking Gevallenen en Slachtoffers in Nederlands-Indië tijdens de kranslegging

De Nationale Herdenking 15 augustus 1945 is een gebeurtenis die sinds 1988 jaarlijks op 15 augustus plaatsvindt bij het Indisch Monument in Den Haag om het einde van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië en van de Tweede Wereldoorlog te eren. Het wordt ook wel de Nationale Indiëherdenking genoemd.

Foto Amstelveen
(Foto Amstelveenweb.com - 2024)

Het Indië-monument een dag later op 15 augustus 2024 met de kransen en bloemen van de herdenking

De Nationale Herdenking op 15 augustus 2024 bij het Indisch monument in Den Haag zal ook dit jaar in de avonduren vanaf 18 uur 44 plaatsvinden en live op NPO worden uitgezonden. Daartoe is besloten na twee succesvolle voorgaande edities. Op het veld bij het Indisch Monument woonden vorig jaar meer dan 4.000 mensen de herdenking bij. Volgens Stichting Kijkonderzoek schakelden ruim 1,4 miljoen kijkers in op NPO 1 voor de live-registratie. Niet eerder keken er op 15 augustus zo veel mensen naar de herdenking. Hoofdspreker dit jaar is schrijfster Yvonne Keuls. Zij zal samen met haar kleindochter Babiche een toespraak houden.



Voorzitter van de stichting Thom de Graaf: ‘We zijn verheugd dat wij Yvonne Keuls (93) en haar kleindochter dit jaar mogen verwelkomen en dat deze editie van de Nationale Herdenking op 15 augustus alle generaties zijn vertegenwoordigd.’

Klik hier voor andere foto's in de categorie Gebeurtenissen